Aloïs Albertijn werd geboren in een arm gezin en werd al op zeer jonge leeftijd wees. Voor zijn legerdienst werd hij opgeroepen om deel te nemen aan de loting van de lichting 1882. Hij kreeg lot nr. 190 en na loting bleek dat hij geen legerdienst moest vervullen. Hij nam echter tegen betaling het lot van iemand anders over. “Vrijwilliger met premie”, zoals dat toen heette.
Na zijn legerdienst verhuisde Aloïs Albertijn naar Antwerpen. Hij vond er werk als ontvanger bij de “Compagnie Anversoise des Tramways-
In Antwerpen leerde hij zijn eerste vrouw, Elodie De Belie, kennen. Zij was ook afkomstig van Waasmunster. Op 24/08/1889 huwden ze en ze vestigden zich in de toen nieuwe wijk Zurenborg. Samen kregen ze 4 kinderen, van wie het jongste kind Irma stierf door wiegendood. Na de dood van zijn vrouw op 20/01/1897, hertrouwde Aloïs 8 maanden later, op 01/09/1897, met Maria De Belie, de zuster van Elodie. Met haar kreeg hij nog eens 4 kinderen.
Bij de trammaatschappij maakte Aloïs carrière. Eerst als controleur daarna hoofdcontroleur en ten slotte als inspecteur. De trammaatschappij was ondertussen gefusioneerd met enkele andere maatschappijen en heette dan “Compagnie Générale des Tramways d’Anvers”.
Tijdens WOI streed de oudste zoon van Aloïs, Petrus Albertijn, aan het IJzerfront. En bij het bombardement van Antwerpen op 8 en 9 oktober 1914 werd het huis van Aloïs Albertijn getroffen door een granaat, maar iedereen bleef ongedeerd. Na de Grote Oorlog kwam zijn oudste zoon heelhuids terug van het front. Maar tijdens de epidemie van de Spaanse griep overleed Aloïs’ oudste dochter Anna Albertijn op 26-
Met dank aan Pierre Albertijn
voor de informatie.