John Lawrie was piloot bij de Royal New Zealand Air Force, 514 Squadron RAF. Hij kwam uit de regio Taranaki in Nieuw-Zeeland. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog wou hij zich zo vlug mogelijk engageren, maar hij was te jong en kreeg pas in 1943 de toelating om een pilotenopleiding te volgen. In februari 1943 volgde hij lessen in Canada, en exact een jaar voor zijn dood kwam hij terecht in het Verenigd Koninkrijk. Tijdens de nacht van 12 op 13 augustus 1944 voerde hij zijn dertiende militaire operatie uit met de Lancaster LM-180. Bestemming was de Opelfabriek in de buurt van Frankfurt, maar de Luftwaffe viel het vliegtuig aan en raakte daarbij een motor. Toen de kans op ontploffing te groot werd gaf John Lawrie de bemanning het bevel de parachutes aan te gespen en te springen. Hij bleef zelf aan de stuurknuppel opdat de anderen zouden kunnen ontkomen. In de buurt van Gent explodeerde het toestel. Een man uit Bavegem vond de stoffelijke resten van John en begroef ze in zijn tuin. Hij zweeg daarover tot na de bevrijding. Buiten één bemanningslid - die de oorlog ook wel overleefde - konden alle anderen uit de handen van de bezetter blijven, ook dankzij de inzet van de lokale bevolking. Na de oorlog werd het stoffelijk overschot van John Lawrie overgebracht naar de begraafplaats Schoonselhof. Aan de kerk van Bavegem hangt een herdenkingsplaat met de namen van John Lawrie en de andere bemanningsleden.
Met dank aan Frans Van Humbeek van vzw Hangar Flying en Toon Livens voor de informatie