Andreas Van der Cruyssen meldde zich op 4 augustus 1914 als oorlogsvrijwilliger bij het 4e Linie. Hij was handelaar van beroep en met zijn leeftijd van 38 jaar was hij één van de oudere vrijwilligers. Op 28 september 1914 werd hij, zonder soldij, ingezet voor een speciale opdracht voor de inlichtingendienst. Hij meldde zich weer aan op 21 maart 1915 te Folkestone en werd terug opgenomen, uiteraard terug met soldij, in de getalsterkte. Hij reisde waarschijnlijk via Nederland naar Groot-Brittannië. Vermoedelijk werkte hij daar, na een opdracht in bezet België, verder voor de inlichtingendienst tot hij op 30 januari 1916 werd overgeplaatst naar de "Compagnie des subsistants" te Calais. Dit was een dienst die voor een korte tijd militairen in transit administreerde in afwachting van hun aanduiding voor een nieuwe opdracht. Enkele dagen later, op 6 februari 1916 werd hij naar het "Grand Parc Automobile de Réserve - G.P.A.R." gestuurd. Op 1 april 1916 werd hij opgenomen in het Militair Hospitaal "Porte de Gravelinnes waar hij op 7 april 1916 overleed aan de gevolgen van een inwendige bloeding. Hij werd op 11 april 1916 begraven op de gemeentelijke begraafplaats "Calais - Nord", sectie 1, rij 12, graf 26. Het lichaam van Andreas werd in 1924, op verzoek van de familie, door een Antwerpse begrafenisondernemer Bastiaens ontgraven en overgebracht naar Antwerpen. Zijn stoffelijk overschot werd bijgezet in de familiekelder op het Schoonselhof.
Met dank aan Carlos Heytens
voor de informatie.